Onderzoeker van de week: Arnold Spek
Bolletjes die chemo rechtstreeks bij de alvleesklier afleveren
Alvleesklierkanker is een ontzettend moeilijk te behandelen vorm van kanker. De ziekte openbaart zich vaak pas als er al uitzaaiingen zijn. Het orgaan ligt bovendien diep verstopt op een soort ‘kruispunt’ in het lichaam, waardoor een chirurg niet zomaar even de tumor wegsnijdt.
Onderzoekers proberen dan ook met man en macht nieuwe manieren te vinden om alvleesklierkanker aan te pakken. Onder hen dr. Arnold Spek, die in het AMC werkt aan een unieke manier om medicijnen te ‘verpakken’, zodat ze precies bij de tumor terechtkomen en daar hun vernietigende werk doen. “Ondanks de moeilijkheden ben ik optimistisch ingesteld. Elke kleine stap vooruit is voor deze patiënten gelijk een vrij grote stap.”
Een logistiek probleem
“Chemotherapie bij alvleesklierkanker is een lastig verhaal”, vertelt Spek. “Naast kankercellen zit een alvleeskliertumor vaak vol met bindweefsel. Stromaal weefsel heet dat. Dat maakt het heel lastig om de chemo bij de kankercellen te krijgen. Folfirinox is op zichzelf een best effectieve chemotherapie, maar bij alvleesklierkanker moet je dat zó hoog doseren… dat kunnen maar weinig patiënten aan. De bijwerkingen worden dan simpelweg te heftig.”
Spek wil in dit KWF-project een verpakkingsmethode ontwikkelen waarmee het medicijn precies op de juiste plek terechtkomt. “Het gaat om een soort silicabolletjes, waar we het medicijn in kunnen doen en de bolletjes vervolgens afsluiten. Het slotje dat erop zit, kan alleen door unieke sleutels, zogenaamde ‘proteases’ van alvleesklierkankercellen, geopend worden.”
Bij alvleesklierkanker is die relevantie zó duidelijk: er valt hier nog heel veel te winnen en te begrijpen.
Het voordeel van zo’n specifiek systeem is duidelijk: “Je kunt de chemo dan veel hoger doseren dan nu. Die bolletjes circuleren dan door het lichaam, maar worden pas geopend wanneer ze de alvleesklier bereiken. Daar krijg je dan heel lokaal een hoge concentratie van het medicijn.”
Werk in uitvoering
De methode klinkt heel rechttoe rechtaan. Toch hebben Spek en collega’s nog wel het nodige uitzoekwerk te doen. “We zijn nu nog bezig met de eerste proeven, in alvleesklierkankercellen in het laboratorium. Als we daar de bolletjes met het medicijn bij doen, gaan ze dan dood? En als je de bolletjes bij andere cellen doet, blijven ze dan netjes gesloten? De eerste resultaten zijn veelbelovend maar we moeten het proces nog wel optimaliseren. Dit onderzoeksproject duurt vier jaar; ik hoop dat we na die periode hebben kunnen laten zien dat het werkt. De volgende stap, naar patiënten, zou dan redelijk snel te maken kunnen zijn.”
Maar: het ‘sleutel-slot-verhaal’ zou wel eens weerbarstiger in elkaar kunnen zitten dan op papier. “Het zou me niet verbazen als er verschillende van die proteases (de sleutel) zijn bij verschillende patiënten. Dan moet je dus van tevoren kijken welke protease je moet selecteren voor welke patiënt. Het aardige is dat we hier nu bezig zijn met het opzetten van een biobank, met veel stukjes tumorweefsel. Daarin kun je van tevoren goed uitzoeken wat werkt. Ik geloof niet dat één enkele behandeling voor hele groepen gaat werken.”
Het verschil maken
De wetenschapper heeft een pad afgelegd dat vergelijkbaar is met collega-onderzoekers: begonnen met een studie biologie en uiteindelijk toegewerkt naar een onderzoeksrichting waarmee hij perspectieven van patiënten kan verbeteren. “Ik vond genetica heel interessant bij biologie, dat heeft me gedreven om dat te gaan studeren. Daar kwam ik erachter dat ik moleculaire biologie het leukst vond. Maar ook dat ik wel iets wilde doen dat enigszins relevant en toepasbaar was. Ik ben nieuwsgierig, maar het gaat me niet alleen om ‘weten’. Ik wil ook dat er in de kliniek iets mee gedaan kan worden. Bij alvleesklierkanker is die relevantie zó duidelijk: er valt hier nog heel veel te winnen en te begrijpen.”