Het voorspellen van vulvakanker door toevoeging van kunstmatige intelligentie aan de beoordeling van het weefselbiopt door de patholoog
Onderzoekssamenvatting
Vulvakanker (schaamlipkanker) is een zeldzame vorm van kanker die echter steeds vaker vóórkomt. De behandeling bestaat meestal uit een operatie van de vulva met het verwijderen van 1 of meerdere lymfeklieren uit de liezen. Deze operatie kan een aanzienlijke invloedhebben op zowel de psychische als seksuele kwaliteit van leven.
In een klein deel van de gevallen van vulvakanker is het veroorzaakt door het HPV dat we kennen van baarmoederhalskanker. Hopelijk neemt dit af door HPV vaccinaties. Meestalontstaat vulvakanker bij vrouwen met de huidziekte lichen sclerosus (LS), met onbekendeoorzaak. Vrouwen met LS hebben vaak jeuk of pijnklachten en ongeveer 4% kans op vulvakanker. LS kan goed behandeld worden met hormoonzalf maar is niet te genezen. Bij LS kan eerst een voorstadium ontstaan, genaamd differentiated VIN (dVIN), wat veel sneller tot vulvakanker kan leiden. Daarom worden dVIN plekjes vaak verwijderd in de hoop kanker te voorkómen. Op dit moment is het niet goed te voorspellen bij welke vrouwen vulvakanker zal ontstaan. Patiënten met LS en dVIN worden daarom vaak levenslang regelmatig gecontroleerd door een arts.
Doelstelling
Het doel is om te kunnen voorspellen welke patiënten met LS en dVIN een hoog risico hebben op vulvakanker
Onderzoeksvragen:
Welke vrouwen met de weefseldiagnose (biopt) LS/dVIN ontwikkelen in de loop van de tijd vulvakanker en bij wie ontstaan er geen afwijkingen? Kan kunstmatige intelligentie helpen om dit onderscheid te maken?
Plan van aanpak:
Patiënten met vulvakanker worden behandeld in een oncologisch centrum. Vrouwen met vulvakanker in de regio worden verwezen naar het Radboudumc. Alle nieuwe patiënten met vulvakanker worden geregistreerd en omdat LS een chronische ziekte is zijn er vaak al eerder biopten genomen, wat ook in een ander ziekenhuis kan hebben plaatsgevonden. Het onderzoek bestaat uit twee gedeeltes:
- Verzamelen van biopten, deze anonimiseren en deze opnieuw beoordelen door de patholoog:
- alle weefelbiopten met als diagnose LS of dVIN die door de gynaecoloog zijn afgenomen tussen 2000 en 2020 en waarvan bekend is dat deze patiënten geen vulvakanker hebben ontwikkeld.
- Alle weefselbiopten van vrouwen met vulvakanker tussen 2004 en 2024waarvan ooit eerder een biopt is afgenomen.
- Ontwikkelen van een computermodel om de twee groepen biopten (streven is 300 patiënten die wel en 300 die geen kanker kregen in het beloop na het biopt) te onderscheiden
Verwachte uitkomst:
Het kunnen voorspellen van het risico op vulvakanker aan de hand van een vulvabiopt bij een patiënte met LS of dVIN
Vervolgstappen / implementatie:
Na ontwikkelen van het model zal dit moeten worden getest op een grotere (landelijke) groep patiënten. Het doel is dan om te kunnen bepalen voor welke groep patiënten het belangrijk is om ze vaker te controleren en voor wie dit niet nodig is. Dit zorgt voor persoonlijke zorg op maat.