INCONTROL - Klinische Controle Infrastructuur voor Protonentherapie behandeling

afgerond

Onderzoekssamenvatting

Protonentherapie is preciezer dan reguliere bestraling en dat heeft allerlei voordelen. Toch kunnen verschillende factoren de precisie verminderen. Die factoren horen in het bestralingsplan opgenomen te worden. Met dit onderzoek willen de onderzoekers testen of hun controlesysteem protontherapie preciezer maakt. Dit onderzoek is nodig omdat protontherapie nog preciezer gegeven kan worden. 

Maar eerst even iets meer over protonentherapie (zie ook www.kwf.nl/protonentherapie). Volgens de natuurkunde is bestraling met protonen beter dan de huidige bestraling met fotonen. Fotonen zijn pakketjes energie die dwars door het lichaam reizen. Die energie komt dus terecht in de tumor, maar ook het weefsel vóór en achter de tumor. Protonen zijn deeltjes die het grootste deel van hun dosis precies in de tumor afgeven. Daarom kun je met protonentherapie een hogere stralingsdosis geven, zonder het gezonde weefsel meer te beschadigen. 

Desalniettemin, protonentherapie is ook een complexe behandeling die enkele beperkingen kent. Zo kan de stralingspiek door een klein houdingverschil verschuiven. Juist bij tumoren in de borstholte is dit heel lastig, want de ribben, het hart en de longen bewegen met de ademhaling mee. Overigens beïnvloeden ook andere factoren – dan beweging – de precisie van de stralingspiek. 

Wat levert dit onderzoek op? 

Uit dit onderzoek zal moeten blijken of het controlesysteem ervoor zorgt dat protonentherapie nog preciezer wordt. Dit is belangrijk, vooral voor patiënten met kanker in de borstholte voor wie de bestaande behandelopties zeer beperkt zijn.

Hoe wordt dit onderzoek uitgevoerd?

Om dit onderzoek uit te voeren gaan de onderzoekers met behulp van verschillende beeldvormende technieken (denk aan speciale CT-scans) beter berekenen waar de straling in het lichaam precies terechtkomt. In die berekening nemen zij allerlei relevante factoren mee. Met deze kennis kunnen ze dan per patiënt het bestralingsplan aanpassen als dat nodig is.