Minder vaak bestralen bij prostaatkanker

Opa met kleindochter

Een korte serie bestralingen met een hogere dosis straling per keer werkt bij prostaatkanker net zo goed als de conventionele bestralingsserie met een lagere dosis. Dat blijkt uit een gezamenlijke studie van het Erasmus MC Kanker Instituut in Rotterdam en het Antoni Van Leeuwenhoek in Amsterdam, die werd gefinancierd door KWF Kankerbestrijding.  In de studie werd de gebruikelijke bestralingsbehandeling bij prostaatkanker (39 keer) vergeleken met een nieuwe methode waarbij het aantal bestralingen bijna wordt gehalveerd (19 keer), maar de dosis per bestraling verhoogd.

Radiotherapeut-oncoloog en hoofdonderzoeker Luca Incrocci, als hoogleraar verbonden aan het Erasmus MC, heeft de resultaten zondag 18 oktober gepresenteerd tijdens een groot oncologiecongres in San Antonio in de VS. ‘De resultaten lijken bij de nieuwe, snelle methode zelfs iets beter te zijn, al is dat strikt genomen statistisch nog niet aangetoond,’ vertelt Incrocci . ‘De patiënten worden al 5 jaar lang gevolgd. Nu, na die 5 jaar, blijkt 77 procent van de groep die de conventionele behandeling heeft gekregen, kankervrij te zijn. In de groep die de korte serie kreeg, bleef 80 procent vrij van kanker.’

Minder belasting voor de patiënt

Aan de studie werkten 820 patiënten met prostaatkanker mee. Zij werden in twee groepen verdeeld. De ene groep kreeg de conventionele behandeling. Deze mannen kregen acht weken lang, vijf keer per week een bestraling  met een dosis van 2 Gy. De andere groep kreeg zes weken lang, drie keer per week een bestraling met een dosis van 3,4 Gy.

‘Het grote voordeel is dus dat patiënten veel minder vaak naar het ziekenhuis hoeven. 5 keer per week naar het ziekenhuis, of maar 3 keer, en 19 keer in totaal versus 39, dat maakt een groot verschil. Een bestraling duurt slechts kort, maar mensen zijn toch dikwijls een dagdeel kwijt aan het ziekenhuisbezoek.’ Bovendien denkt Incrocci dat de zorg goedkoper wordt omdat per bestralingsapparaat meer patiënten kunnen worden behandeld. ‘Voor zover er wachtlijsten zijn, kunnen die worden verkort.’

Het vervolgplan is om schema's te bedenken met nog minder keren bestraling.

Bij de korte serie behandelingen hadden patiënten tijdens de bestralingen wat meer last van darmklachten, maar na drie maanden zagen de onderzoekers geen verschil meer met de groep mannen die de conventionele behandeling had gekregen.

Dat dit onderzoek met een goed resultaat is afgesloten, wil niet zeggen dat Incrocci achterover kan leunen. Hij blijft nadenken over verdere optimalisatie van het bestralingsschema: ‘Het vervolgplan is om schema’s te bedenken met nog minder keren bestraling. Bij wijze van spreken 8, 10, of 12 keer: dat zijn we aan het berekenen. Maar we zijn natuurlijk wel voorzichtig, want dat moet je wel relateren aan de bijwerkingen die misschien bij een nog hogere doses passen. Dan verdwijnen de voordelen van het minder vaak bestralen.’

Implementatie

Incrocci en zijn medeonderzoekers bereiden op dit moment een artikel voor dat in een wetenschappelijk tijdschrift zal verschijnen. Daarna zal de nieuwe, snelle methode worden ingevoerd in Nederlandse ziekenhuizen. Aan de studie werkten naast het Erasmus MC en het AVL-NKI ook het LUMC in Leiden, het Radboudumc in Nijmegen, het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven, het Medisch Centrum Haaglanden in Den Haag, en het Radiotherapeutisch Instituut Arnhem mee. 

Incrocci verwacht dat het nieuwe behandelschema niet lang op zich hoeft te laten wachten: ‘De instituten die aan de studie hebben meegedaan kunnen snel  beginnen. Andere instituten moeten misschien wat aan de techniek aanpassen. De richtlijn voor prostaatkanker komt elke 5 jaar opnieuw uit, maar gelukkig staat die open voor nieuwe behandelschema’s. In overleg met Landelijk Platform Radiotherapeutische Urologie  worden de resultaten besproken en kan implementatie voor de juiste groep patiënten worden ingevoerd.’

De onderzoeker wijst tot slot op het belang van donaties voor wetenschappelijk kankeronderzoek: ‘Dit had niet kunnen gebeuren zonder de steun van KWF en de patiënten. Het is belangrijk dat dit soort studies gedaan kunnen blijven worden, ook bij andere tumorsoorten. Daar heeft de patiënt baat bij.’